Zaškrtněte správnou odpověď.
Hij _____ een zus.
Waarom _____ u Nederlands?
Waar kom je _____ ?
Dit is mijn zusje. Ik bel _____ vaak.
Ik _____ een e-mail.
Heb je een auto? _____
In Nederland _____
Sorry, ik moet naar huis. Tot ziens! _____
De soep is heel _____
Hoe laat is het? _____
_____ zij ons helpen?
Ik spreek met mijn vrienden _____ .
Hij heeft een _____ auto.
Hoe vaak ga je naar de bioscoop? Ik ga _____ naar de bioscoop.
Hij spreekt goed Frans, want _____
Wat heb je gisteren _____ ?
Zij vindt dat _____
Waarom heb je hem nog niet _____ ?
Als je in Nederland woont, _____
Ik ben om 7 uur _____ .
Hij heeft het hele verhaal _____ .
Hoewel ik geen geld heb, _____
Masomi en Kadir schrijven _____ in voor de cursus.
Ik heb een hekel _____ mijn baas.
Dit _____ heb ik al twee keer gezien.
_____ we gaan zwemmen, moet ik nog even werken.
Zij is heel trots _____ haar zoontje.
Heb je ook dit formulier _____ ?
Het is maar een half uur lopen. _____
Ik begrijp niet wat je bedoelt. _____
Het examen was heel moeilijk. Ik weet niet of ik zal slagen. _____
Waardoor worden winterdepressies veroorzaakt? _____
Het was een vreselijke situatie! _____
Ik dacht dat ze in Indonesië _____
Als je in het buitenland legaal wil werken, heb je een werk- _____ nodig.
Je hebt morgen een afspraak. Jammer genoeg voel je je niet lekker. Daarom wil je de afspraak liever naar een andere dag _____ .
Volgende week zal ik het heel erg druk hebben. Ik heb een moeilijke week _____
Welke vraag heeft dezelfde betekenis als: ´Bevalt het je hier? _____
Gaat de vervolgcursus Nederlands nog door? _____
_____ ik studeerde, had ik een bijbaantje.
|