Noisis language institute - online test - Dutch

LANGUAGE TEST
LEVEL 1
1)   Hij _____een zus.
heb
heeft
hebt
2)   Waarom _____u Nederlands?
studeren
studeert
studeer
3)   Waar kom je _____?
vandaan
naartoe
heen
4)   Dit is mijn zusje. Ik bel _____vaak.
hem
zij
haar
5)   Ik _____een e-mail.
schrijv
schrijf
schrijve
6)   Heb je een auto? X
Nee, ik heb niet auto.
Nee, ik heb geen auto.
Nee, ik heb een auto niet.
7)   In Nederland X
woont mijn broer.
mijn broer woont.
broer mijn woont.
8)   Sorry, ik moet naar huis. Tot ziens! X
Hoi!
Hallo!
Doei!
9)   De soep is heel X
mooi
lekker
gezellig
10)   Hoe laat is het? X
Het is half drie ´s middags.
Om 7 uur ´s avonds.
Morgen om 12 uur ´s middags.
11)   _____zij ons helpen?
kunt
kan
kant
12)   Ik spreek met mijn vrienden _____.
af
aan
op
13)   Hij heeft een _____auto.
wit
witt
witte
14)   Hoe vaak ga je naar de bioscoop? Ik ga _____naar de bioscoop.
geregeld
gezellig
heftig
15)   Hij spreekt goed Frans, want X
hij zijn hele leven in Frankrijk woont.
in Frankrijk hij zijn hele leven woont.
hij woont zijn hele leven in Frankrijk.
16)   Wat heb je gisteren _____?
gedoen
gedaan
gedeed
17)   Zij vindt dat X
haar vriend ´s weekends te veel werkt.
´s weekends werkt haar vriend te veel.
haar vriend werkt te veel ´s weekends.
18)   Waarom heb je hem nog niet _____?
gebeld
belde
gebelt
19)   Als je in Nederland woont, X
moet je Nederlands of Engels spreken.
je moet Nederlands of Engels spreken.
je Nederlands of Engels moet spreken.
20)   Ik ben om 7 uur _____.
gestaan
opgestaan
toegestaan
21)   Hij heeft het hele verhaal _____.
verzinnen
verzoend
verzonnen
22)   Hoewel ik geen geld heb, X
ga ik toch met vakantie.
ga ik dit jaar niet met vakantie.
moet ik vlak voor de vakantie nog werken.
23)   Masomi en Kadir schrijven _____in voor de cursus.
zelf
zich
elkaar
24)   Ik heb een hekel _____ mijn baas.
aan
op
tegen
25)   Dit _____heb ik al twee keer gezien.
filmje
filmtje
filmpje
26)   _____we gaan zwemmen, moet ik nog even werken.
na
voordat
tijdens
27)   Zij is heel trots _____haar zoontje.
op
aan
voor
28)   Heb je ook dit formulier _____?
ingevoeld
ingevuld
invuld
29)   Het is maar een half uur lopen. X
Dat valt mee.
Dat valt tegen.
Dat is ver!
30)   Ik begrijp niet wat je bedoelt. X
Wat heb je aan?
Waar denk je aan?
Waar heb je het over?
31)   Het examen was heel moeilijk. Ik weet niet of ik zal slagen. X
Het viel niet mee.
Het was een makkie.
Deze keer was het niet zo pittig.
32)   Waardoor worden winterdepressies veroorzaakt? X
Door te veel licht.
Door kou en gebrek aan licht.
Door een nieuwe baan.
33)   Het was een vreselijke situatie! X
Ik schrok!
Ik schrikte!
Ik schrokte!
34)   Ik dacht dat ze in Indonesië X
woonden
wonen
zullen wonen
35)   Als je in het buitenland legaal wil werken, heb je een werk- _____nodig.
ervaring
vergunning
kleding
36)   Je hebt morgen een afspraak. Jammer genoeg voel je je niet lekker. Daarom wil je de afspraak liever naar een andere dag _____.
verzetten
vermogen
verlaten
37)   Volgende week zal ik het heel erg druk hebben. Ik heb een moeilijke week X
voor de hand liggen
achter de rug
voor de boeg
38)   Welke vraag heeft dezelfde betekenis als: ´Bevalt het je hier? X
Heb je het naar je zin?
Heb je dat allemaal begrepen?
Was het een moeilijke bevalling?
39)   Gaat de vervolgcursus Nederlands nog door? X
Ja, want er zijn genoeg mensen die belangstelling voor een vervolgcursus hebben.
Ja, helaas zijn er geen mensen die deze taal willen studeren.
Ja, er is namelijk niemand die geïnteresseerd is.
40)   _____ik studeerde, had ik een bijbaantje.
Vanwege
Want
Terwijl


REGISTRATION
Surname *
Degree
Name *
Age *
Street *
Town *
ZIP *
Phone *
E-mail *
Company
How did you learn about our school? *
Notes